Voor een uitgebreide, feestelijke maaltijd hield men in de late middeleeuwen van vlees aan het spit. Een spit werd niet recht boven het vuur opgesteld, maar iets ervoor of ernaast. Zo kon men eronder een langwerpige schaal plaatsen om het druipende braadvet op te vangen. Dergelijke schalen noemt men vetvangers of braadsledes. Ze bestonden zowel in aardewerk als in metaal.
Deze vetvanger in roodbakkend aardewerk werd aangetroffen op de archeologische site Sint-Janshof te Mechelen en stamt uit de periode 1350-1450 (eigendom van MVSA). Een van de lange zijdes van de schaal is zwartverkleurd door verhitting. Deze zijde stond het dichtste bij het vuur. De tegenoverliggende zijde werd minder heet, dus daaraan was een handvat bevestigd om de schaal te kunnen hanteren en een oog om de schaal te kunnen ophangen als hij niet werd gebruikt.
Vetvangers hebben normaliter aan de handvatzijde een of twee kleine standvinnen (onderzijde, onzichtbaar op foto). Zo staat de vetvanger stabiel en een beetje richting het vuur gekanteld. Tijdens het braden kon men dan gemakkelijk af en toe met een lepel het braadvocht uit de vetvanger scheppen en hiermee het gebraad bedruipen. Als het gebraad klaar was, kon men de resterende jus met behulp van een van de schenklippen op de korte zijdes uitgieten en bijvoorbeeld gebruiken om een saus van te maken. Smakelijk!
Yvonne de Rue, specialist (post)middeleeuws aardewerk