‘In mei leggen alle vogels een ei’ luidt het gezegde, maar wat als jouw kippen hun eieren verspreid over het hele erf leggen? In dat geval kun je een kalkei gebruiken. Dat is een nep ei, in dit geval van aardewerk. Het heeft ongeveer de grootte en kleur van een doorsnee kippenei en moedigt de kippen aan om hun ei in het legnest te leggen.
Het hier afgebeelde kalkei werd opgegraven door de Mechelse vereniging voor stadsarcheologie (MVSA) in het Paardenstraatje te Mechelen. Samen met onder andere aardewerk en dierlijke resten werd het aangetroffen in een afvalkuil uitgegraven in zwarte tuingrond. De uitwerking van die vondsten is nog volop aan de gang, maar het aardewerk kan op het eerste zicht gedateerd worden in de 19de eeuw, met enkele scherven uit de 18de en het begin van de 20ste eeuw. De dierlijke resten verraden onder andere de aanwezigheid van enkele grote hoenders, konijn, een kat en rund. De machinale zaagsporen op deze laatste wijzen eveneens op een datering in de 19de of 20ste. Het is dan ook aannemelijk dat het kalkei uit dezelfde periode stamt.
De tweede helft van de 19de eeuw was trouwens de periode waarin de Mechelse koekoek eerst de Belgische, en later de buitenlandse markt veroverde als kwalitatieve vleeskip. Hoewel de Mechelse koekoek geen legras is, legt ze toch zo’n 150 eieren per jaar, wat ruim voldoende is voor familiale consumptie. Of de bewoners van het Paardenstraatje ook Mechelse koekoeken hadden rondlopen is nog onduidelijk, maar we mogen ervan uitgaan dat ze alleszins een eitje lustten.
Dana Piessens, specialist (post)middeleeuws aardewerk