Binnen het kader van het ALIMENT-project* werd in een 16de– tot 19de-eeuwse grachtvulling uit Antwerpen (Kipdorpsite) een grote hoeveelheid kattenbeenderen aangetroffen. Hoewel de kat waarschijnlijk reeds door de Romeinen in onze streken werd binnengebracht, zien we deze soort pas tijdens de middeleeuwse periode regelmatig opduiken in archeologische opgravingen. Die groeiende populariteit hoeft niet noodzakelijk te verbazen, aangezien de dieren uiterst nuttig waren voor de bestrijding van ongedierte.
Desalniettemin is het grote aantal kattenresten uit de Kipdorpsite toch opvallend en is hun betekenis niet geheel duidelijk. Gaat het hier om straatkatten die in de omgeving leefden en, eventueel door menselijk toedoen, in de gracht terechtkwamen? Een schedel van een jong dier met fijne vilsporen doet echter vermoeden dat hier ook iets anders speelde. Deze sporen wijzen erop dat tenminste een deel van de katten eerst werd ontdaan van de huid vooraleer hun resten gedeponeerd werden. Het historische gebruik van kattenbont is dan ook bekend uit schriftelijke en iconografische bronnen (zie bv. schilderij “De marskramer” van Jeroen Bosch), maar werd, in vergelijking met dat van andere dieren, waarschijnlijk gezien als een product van lagere kwaliteit.
(*Vrije Universiteit Brussel, Center for Artefact Research vzw e.a., i.s.m. Dienst Archeologie Stad Antwerpen; gefinancierd via het Agentschap Onroerend Erfgoed)
Ben Gruwier, archeozoöloog