Voor ons is het vanzelfsprekend dat een pintje in het café om de hoek evenveel bier bevat als een pintje aan de andere kant van het land, maar dat is lang niet zo geweest. Voor de invoering van het metrieke stelsel in de 19de eeuw werd de hoeveelheid drank die geschonken werd in drankgelegenheden immers vastgelegd en gecontroleerd door het stedelijk ijkwezen. Zij zagen er op toe dat de drinkkannen van herbergiers geijkt waren en garandeerde de klant zo de juiste inhoud.
Doordat de ijking op stedelijk niveau plaatsvond kon de geschonken hoeveelheid binnen de Lage Landen wel eens verschillen. In Leiden moest een maatkannetje rond het midden van de 17de eeuw bijvoorbeeld zo’n 800 cc bevatten, terwijl men in Alkmaar al genoegen nam met 750 cc.
Het ijken gebeurde door middel van het aanbrengen van een tinnen of loden maatpin (de pegel) in de hals van de kan. Wanneer de kan vol geschonken werd tot aan de pegel wist de herbergier en klant dat de verstrekte hoeveelheid drank correct was. Elke stad had zijn eigen ijkmerk dat op de buitenzijde van de pegel aangebracht werd, al dan niet voorzien van de initialen van de ijkmeester.
Hier zie we een halsfragment van een kan uit de collectie van Hilde As. De pegel is gemerkt met het handje van Antwerpen binnen een parelcirkel. Hoewel men te Antwerpen tenminste twee eeuwen lang gepegelde maatkannetjes gebruikten zitten er de dag van vandaag maar weinig exemplaren in publieke collecties. Eén van de weinige voorbeelden is een 17de-eeuws stuk in het DIVA die de initialen van ijkmeester Jan van Eeckhoven vermeldt.
Oproep: voor een artikel over Antwerpse ijkmerken op aardewerk ben ik opzoek naar zoveel mogelijk (verschillende) pegels en ijkingsbanden. Heb jij één of meerdere exemplaren in je collectie zitten geef me dan gerust een seintje.
Dana Piessens, specialiste (post)middeleeuws aardewerk