Wie tegenwoordig afreist naar de bossen van Scandinavië, Canada of het hoge noorden van Rusland, kan met een beetje geluk een eland tegen het lijf lopen. Deze enorme hertachtige, ter grootte van een paard, wordt onder meer gekenmerkt door het afgeplatte, zogenaamde schoffelgewei en zijn voorkeur voor ongerepte, natte, bosgebieden. Hoewel elanden in onze regionen tegenwoordig niet meer worden aangetroffen, wijzen archeologische vondsten erop dat dit vroeger wel degelijk het geval was. Zo zijn er hier en daar in Vlaanderen resten bekend van deze soort, waaronder dit (ongedateerde) geweifragment dat werd opgevist uit de Dijle in Mechelen.
Hoewel goed geweten is dat de eland reeds in de vroege prehistorie aanwezig was in onze streken, is het onduidelijk wanneer zij uiteindelijk uitstierf. Historische en archeologische bronnen doen vermoeden dat de soort hier voorkwam tot in de vroege middeleeuwen en wellicht verdween door een combinatie van overbejaging en habitatconversie. Enkele jongere geweifragmenten, uit Aalst en Brugge, worden dan ook geïnterpreteerd als stukken die van elders werden ingevoerd voor de ambachtelijke bewerking. Dit hoeft niet te verbazen, aangezien de kwaliteit van elandengewei door zijn hoge dichtheid waarschijnlijk beter was dan die van edelhert. Voor het, duidelijk bewerkte, fragment uit Mechelen valt een dergelijke import overigens ook niet uit te sluiten.
Ben Gruwier, Archeozoӧloog