Dit kleine houten voorwerp werd door de Dienst Archeologie Mechelen opgegraven in de Begijnenstraat. Het gaat om een 15de-eeuwse boterschraper die gebruikt werd om boterkrullen mee te maken. In onze streken stond boter altijd op tafel, zeker in combinatie met brood. Het ging steeds om zoute boter, want zonder koelen wordt ongezouten boter snel ranzig. Zelfs boter die als ‘zoet’ werd verkocht was dus licht gezouten. Het verwondert dan ook niet dat er talloze middeleeuwse geschriften zijn waarin recepten gegeven worden voor het ontzouten van boter.
De boterschraper is een alledaags, maar toch eerder uniek artefact. Houten tafelwaar- en keukengerei wordt vanwege zijn geringe waarde immers zo goed als nooit vermeld in boedelinventarissen. We kennen het dus bijna uitsluitend door bodemvondsten, maar deze zijn over het algemeen zeldzaam. Houten huisraad dat versleten of beschadigd was belandde immers vaak in de haard en wat wel in de bodem terecht kwam, verging meestal snel. Het is dan ook alleen door de optimale bewaringsomstandigheden in de beerput op de site Begijnenstraat en de conserveringsmaatregelen die genomen werden door de archeologische dienst dat deze boterschraper tot ons is gekomen.
Dana Piessens, materiaalspecialist