Aan de Stompaertshoek in Mechelen werden in een 19de/20ste-eeuwse opvulling van een waterbekken verschillende muiltjes teruggevonden. Het ging hier echter niet om de damesschoenen met open hiel, maar om de hierop ietwat gelijkende zeeslakken van het geslacht Crepidula. Hoewel de soort vandaag langs Europese stranden voorkomt, is zij niet inheems. Het natuurlijke areaal van het muiltje bevindt zich namelijk aan de westelijke zijde van de Atlantische Oceaan.
Haar verspreidingsgeschiedenis is goed gekend. Door de stijgende vraag naar oesters in het 19de-eeuwse Engeland werden de lokale oesterbedden overbevist. Om dit tekort op te vangen werden vanaf de jaren 1870 oesters uit Amerika ingevoerd. De muiltjes werden echter als “verstekelingen” tussen de oesters mee tot in Engeland gebracht. Aldaar vestigden de schelpen zich al snel in de omgeving van havens. Later verspreidde de soort zich naar andere Britse kustgebieden en tenslotte ook overheen het Kanaal. In België werd zij voor het eerst in 1911 in Oostende waargenomen, vanaf de jaren ’30 was zij wijdverspreid.
Wat deze weinig smakelijke slak in Mechelen deed is onduidelijk. Misschien waren de dieren meegekomen via de uitgebreide mossel- en oesterhandel of waren zij aangekomen als schelpen die zich aan een scheepsromp hadden vastgezet. Of zijn zij misschien stille getuigen van de kortstondige handel die in deze soort bestond tijdens de crisisjaren van de Tweede Wereldoorlog?
Ben Gruwier, archeozoӧloog