De vondst van deze maand is voor sommigen archeologie, voor anderen nostalgie. Voor een van onze projecten bestuderen we momenteel een Nederlands assemblage (opgegraven door Sweco) van 19de- en 20ste-eeuws materiaal. Tussen dit materiaal troffen we deze Juliana gulden aan.
De munt dateert uit 1968 en behoort tot de eerste volledig nikkelen guldens die in omloop waren. Tot het jaar voordien werden guldens immers nog vervaardigd met een aanzienlijke hoeveelheid zilver, maar omwille van de stijgende zilverprijs en om de kosten van het productieproces te drukken werd in 1967 besloten om al het muntgeld compleet te vernikkelen.
Aan de wapenzijde van de munt staan onder het wapen een visje en een mercuriusstaf afgebeeld. Het gaat om een muntmeesterteken en een muntteken. Het aanbrengen van deze tekens is sinds de vroege 19de eeuw bij wet verplicht.
De muntmeester is de directeur van de Koninklijke Nederlandse Munt. Het visje was het meesterteken van de eerste muntmeester onder koningin Juliana: J.W.A. Van Hengel. Muntmeesters mogen zelf hun teken kiezen. In dit geval verwijst de vis waarschijnlijk naar zijn achternaam.
De mercuriusstaf is het muntteken van het munthuis te Utrecht. De geschiedenis van dit munthuis gaat terug tot 937, toen de Utrechtse bisschop het muntrecht verkreeg van de Rooms-Duitse keizer Otto I. Of: hoe een 20ste-eeuwse vondst het recente verleden verbindt met onze middeleeuwse roots.
Rik Lettany