Tijdens restauratiewerken aan het Predikherenklooster te Mechelen werden 11 karkassen van katten aangetroffen die werden ingemetseld in de muren en in het dak van het gebouw. Onder de katten, die door hun bijzondere depositie-omstandigheden een natuurlijk mummificatieproces ondergingen, werden zowel jonge kittens (minder dan 4 maanden) als volwassen dieren aangetroffen.
Huiskatten, die hier door de Romeinen werd binnengebracht omwille van hun nut als ongedierteverdelger, werden vanaf de middeleeuwen geassocieerd met magie, bijgeloof en de duivel. De vondsten illustreren dan ook een traditie waarbij katten in gebouwen werden ingemetseld ter afwering van ongedierte of voor goed geluk. Deze praktijk die vanaf de middeleeuwen wijdverspreid was in Europa, kende mogelijk haar oorsprong in de aanleg van bouwoffers. Hoewel de heidense betekenis later verloren ging, werden ingemetselde katten nog tot in de 19de eeuw gezien als geluksbrengers.
Waarschijnlijk werden katten regelmatig intentioneel omgebracht vooraleer ze in de muur verdwenen. Soms werden ze zonder meer ingemetseld, maar in andere gevallen werden de karkassen in levensechte houdingen geplaatst met eventueel een dode rat in hun bek of klauwen. De katten uit het Predikherenklooster werden echter zonder prooi en in schijnbaar natuurlijke houding in het gebouw ingemetseld.
Ben Gruwier, specialist archeozoӧlogie