Binnen de numismatiek zijn de laatmiddeleeuwse penningen en tokens altijd een wat vergeten discipline geweest. Het heeft misschien te maken met de vaak inferieure kwaliteit, de onedele metalen (dikwijls lood of tin), of het gebrek aan concrete historische bronnen, waardoor we erg weinig weten over hun datering en zelfs hun functie.
Want het gaat in feite om een amalgaam van muntachtige objecten die een praktische dagdagelijkse functie vervulden, zoals lidmaatschapsbewijzen, ‘zitpenningen’, taksbewijzen, arbeidsbewijzen, armenpenningen, … Terwijl de latere penningen of tokens soms nog een opschrift dragen dat hun functie verduidelijkt, tonen de laatmiddeleeuwse vaak alleen een weinigzeggend symbool.
Zo ook deze token uit de opgraving in 2013 aan de Begijnenstraat te Mechelen. De voorzijde toont een vijfpuntige ster in een krans, op de keerzijde prijkt een kruis met diagonalen in de armen en drie tot vier bolletjes in de kwartieren. Hij is slordig gegoten in een lood-tin legering, hetgeen suggereert dat hij vooral snel en goedkoop moest worden gefabriceerd. Een dergelijke token wordt vaak omschreven als een ‘armenpenning’. Best mogelijk, want in grotere parochies werden inderdaad ‘penningen’ uitgedeeld waarmee behoeftigen een stuk voedsel of brandstof konden aanschaffen. Maar evengoed gaat het hier om een token die door bijvoorbeeld een ‘natie’ op de Zoutwerf werd verdeeld onder de dokwerkers, en waarmee ze brood of bier konden kopen in de natiewinkels…
Bart Lauwers, archeoloog en numismaat